Islamofobie

Hoewel Nederland een heel lange geschiedenis heeft met moslims en tot de dekolonisatie van Indonesië het grootste moslimrijk ter wereld was, constateert het College voor de Rechten van de Mens dat moslims in Nederland veelvuldig en onevenredig vaak structurele discriminatie en uitsluiting ervaren in vergelijking met andere bevolkingsgroepen. Ook in het onderwijs worden moslims en mensen die op moslims lijken geconfronteerd met vooroordelen, stereotypen en discriminatie omwille van eenzijdige, negatieve en stigmatiserende invullingen van hun religieuze tradities. De term ‘islamofobie’ die hieraan uitdrukking geeft is dus niet zozeer een psychologische term die iemands individuele angst beschrijft, maar een meer politieke term die uitdrukking geeft aan processen en structuren van in- en uitsluiting van (vermeende) moslims (Koning de, 2019). Islamofobie wordt gedreven door het dominante verhaal van de samenleving over de islam, waarbij (vermeende) moslims gewantrouwd of als minderwaardig gezien worden en de islam bijvoorbeeld gelijkgesteld wordt met terreur, onderdrukking, irrationaliteit etc. Waar er weliswaar cijfers en statistieken bestaan van discriminatie tegen moslims in Nederland, is er weinig verdiepend en (auto)etnografisch onderzoek gedaan naar de aard van de discriminatie; de wijze waarop mensen de discriminatie herkennen; hoe mensen met de discriminatie omgaan; vormen van verzet tegen islamofobie  enz.

Binnen de kleine kenniskring richt docentonderzoeker Zena Bani zich in het kader van het thema ‘kritisch op silencing en micro-agressie’  op islamofobie in het (opleidings)onderwijs. Haar onderzoek heeft geleid tot een eerste publicatie waarin ze de thematiek verkent (Bani & Leijgraaf, 2024). Zij is voornemens dit thema grootschaliger op te pakken in een PhD studie.

Instellingen

Scroll to top