Hoe kan ik geschikte representaties en modellen gebruiken tijdens de reken-wiskundeles?
- Eerlijk delen: Leerlingen uit groep 1-2 geven met hun vingers aan hoeveel tomaatjes er zijn verdeeld. Aan het einde van de video laat de leerkracht zien hoe je dit ook op papier kunt zetten (video 2).
- De schoenen van de koning: De leerkracht laat de leerlingen de getallenlijn verkennen met behulp van een natuurlijke maat. Ze denken na over schaal en relatieve grootte. Vervolgens gebruiken de leerlingen stroken papier als eenheden om de lengte van verschillende objecten in de klas te meten. (video 1).
- Een winkel vol: De leerkracht nodigt haar leerlingen uit groep 4 uit om verschillende vermenigvuldigingssituaties te bekijken. Hierbij komen verschillende modellen naar voren zoals het rechthoekmodel en het groepjesmodel. (video 5).
- Welk tafeltje is groter?: Op het bord worden de concrete meethandelingen van de leerlingen schematisch weergegeven (video 3).
- Naar verhouding de beste: De leerkracht gebruikt een verhoudingstabel om de verhouding van treffers en missers van de spelers weer te geven. (video 2 en 3).
- Zelf een grafiek maken: De leerkracht gebruikt vierkante vouwblaadjes om een grafiek te maken, waarbij elk blaadje een eenheid van de data vertegenwoordigt. (video 4).
Bij deze videofragmenten kun je de volgende kijkvragen gebruiken:
- Welke representaties of modellen worden gebruikt?
- Hoe ondersteunen de representaties of modellen het wiskundige denken en redeneren van de leerlingen? Denk hierbij aan hoe ze helpen om wiskundige concepten te verkennen, problemen op te lossen, of redeneringen te onderbouwen.
- Hoe stimuleert de leerkracht het gebruik van meerdere representaties of modellen?
- Hoe ondersteunen de representaties of modellen de interactie tussen leerlingen (bijvoorbeeld in gesprekken of samenwerkingen)?