Hoe leg ik de relatie tussen de reken-wiskundeactiviteit en het dagelijks leven van de leerlingen?
- Een winkel vol: Na een gesprekje over de winkel op de praatplaat wijst de leerkracht op de jongen die een bijzondere som ziet en vraagt waarom het een bijzondere som zou zijn (video 3).
- Krantentaal: De leerkracht laat zijn leerlingen van groep 6-7 nadenken over de vraag waarom mensen vóór of tegen de komst van een zwembad zouden kunnen zijn (video 1).
- Schatten of het klopt: Twee leerkrachten uit groep 7 laten hun leerlingen kritisch nadenken over de juistheid van gegevens uit het nieuws.
- Zelf een grafiek maken: De leerkracht vertelt dat er een onderzoek is uitgevoerd onder leerlingen van groep 7 en 8 over wat ze het liefst doen na school. De leerlingen beantwoorden de vraag eerst zelf en krijgen daarna de gegevens van het onderzoek te zien (video 1).
- Delen met rest: In deze les aan groep 8 vertalen de leerlingen alledaagse contexten naar een deelsom. Het interpreteren van het antwoord blijkt echter best lastig.
Bij deze videofragmenten kun je de volgende kijkvragen gebruiken:
- Wat doet de leerkracht om de context levend te maken en te houden?
- Uit welke reacties van de leerlingen kun je opmaken dat de context voor hun betekenisvol is?
- Hoe worden de leerlingen aangezet om kritisch na te denken over de juistheid van de gepresenteerde wiskundige informatie?
- Wat zie je op het gebied van het mathematiseren (van context naar som en weer terug)?
- Waaruit kun je opmaken dat de leerlingen wel of niet begrijpen waarom het onderwerp van de les nuttig of relevant is?
- Hoe ondersteunt de leerkracht de leerlingen om de wiskundige ideeën die ontstaan, te koppelen aan situaties uit het alledaagse leven?